Zoni Weisz
Zoni is het oudste kind van Jacoba en Johannes Weisz. ZIjn vader was een muzikant en instumenten maken, samen met zijn vrouw had hij een muziekwinkel. Zoni had een broer en twee zusjes. Hij woonde met zijn familie in Zutphen.
Zoni en zijn familie maakten onderdeel uit van de Sinti. Toen op 16 mei 1944 de razzia's plaatsvonden werd de familie Weisz naar het doorgangskamp Westervork gebracht. Zoni verbleef op dit moment bij een tante buiten de stad en ontkwam zo aan de arrestatie. Het duurde niet lang of ook de rest van de familie werd ontdekt en naar Westerbork gestuurd. Dankzij hulp van een Nederlandse politieagent lukte het om damen met het gezin van zijn tante weg te komen met een andere trein. ZIj verborgen zich in het bos en verbleven tot het eind vvan de oorlog bij de grootouder van Zoni.
Bron: Zoni Weisz
De vader van Zoni is vermoord in Mittelbaue- Dora en de rest van zijn gezin is omgekomen in Auschwitz- Birkenua. Na de oorlog is Zoni weer naar school gaan en is daarna succesvol bloemist geworden. Hij moest na zijn opleiding twee jaar in militaire dienst, hierover schrijft Zoni:
‘Op mijn achttiende moest ik tegen mijn zin in dienst. Ik had gehoord dat je niet
in dienst hoefde als je vader in een concentratiekamp was omgekomen.
De man achter het loket vond dat dit niet voor mij opging, omdat ik niet kon
bewijzen dat mijn vader niet meer leefde.
Ik heb hem bijna door het luikje getrokken. (…) Pas in 1959 ontving ik een
officieel overlijdensbericht van het Rode Kruis, alleen van mijn vader.
Het overlijden van mijn moeder, zusjes en broertje is nooit bevestigd. Ik heb ze
vaak mijn bloemenwinkel binnen zien wandelen.’