Kees ten Haken

Politieman in oorlogstijd

Na in mei 1940 te hebben gevochten als soldaat voor Nederland, begon Kees in de zomer van 1940 zijn loopbaan bij de Nederlandse politie. Voor hem was de koningin het staatshoofd en niet de Duitse bezetter. Het volgende stuk komt rechtstreeks uit een aankondiging van Konigin Wilhelmina: ''Daar waar de overweldiger heerscht, moeten de plaatselijke burgerlijke overheden alles blijven doen wat in het belang der bevolking nuttig kan zijn, en in de eerste plaats medewerken, tot het bewaren van orde en rust.'' Zijn opdracht bestond dus uit ''meewerken en het bewaren van de orde.'' Dit bracht hem voor een lastige keuze, aan de ene kant moest hij volgens opdracht meewerken met de Nazi's. Aan de andere kant probeerde hij mensen te helpen waar hij kon.

De eerste keer dat Kees als politieman werd geconfronteerd werd met de bezetting was het handhaven van het samenscholingsgebod als gevolg van de studentenrellin Leiden en Delft in november 1940. het was zijn taak om de studenten die zich daar niet aan hielden, te arresteren. In plaats darvan liep hij naar de studenten toe en vroeg om niet met meer dan drie bij elkaar te staan zodat hij ze niet hoefde te arresteren.

Naast deze uitzonderlijke gebeurtenissen was Kees vooral bezig met normaal politiewerk, het handhaven van de wet en criet en criminelen opsporen. Naast de Nederlandse wet kregen ze ook met de ingevoerde wetten van de Duitsers te maken. Een van de bekendere wetten is het inleveren van fietsen. Kees zorgde ervoor dat wanneer hij ergens op de wacht moest staan om fietsen in te nemen, hij een paar kinderen gevraagd had om de fietsers te waarschuwen zodar er geen fieters voorbij hem kwam en hij er ook geen kon innemen.

 

'Ik was erbij, dat is waar, maar niet uit vrije wil' Kees ten haken

 

Voor Kees was het ergste moment toen hij werd opgeroepen o te helpen met het assisteren van Joden in Den Haag. Het was zijn taak om het Joodse gezin om de Ruyterstraat 28 te arresteren. De man des huizes was lid van de Joodsche Raad. Tot dan was ieder lid van de Joodsche Raad vrij gesteld van deportatie. Het gezin kreeg de tijd om hun spullen te pakken toen Annie, de jongste dochter van het gezin, begon te huilen omdat ze haar dieren niet mee kon nemen. Kees liep naar haar te en stelde haar gerust door te zeggen dat hij ervoor zou zorgen dat de kat een nieuw baasje kreeg, de kanarie te eten zou geven en de kikker los te laten in de natuur. Toen dat was gebeurd was het meisje gerustgesteld en verliep de arrestatie verder rustig.

Vervolgens werden de joodse gezinnen naar het station gebracht, waar zij moesten instappen in de trein. Kees kreeg de taak om Joden die probeerden te vluchtten, neer te schieten. Het enige wat hij kon doen was opletten dat er niemand probeerde te vluchten. Door ervoor te zorgden dat alles rustig verliep kon hij de Joden tegen de ''moffen'' beschermen. Toen iedereen was ingestapt kreeg Kees te horen dat hij de mensen naar Westerbork moest vervoeren, hij had die naam noit eerder gehoord. Kees liep nog even door kamp wat er netje bij lag en iedereen hem aardig begroetten. Hier kreeg hij te horen dat de mensen via Westerbork naar Duitsland werden gebracht om te werken.

 

Kees ten Haken heeft tijdens de oorlog nooit geweten wat er met de Joden gebeurden, wel vroeg hij zich af wat er met de zieken en oude mensen zou gebeuren omdat zij niet in staat om te werken. Na de oorlog kwamen de berichten vanuit Duitsland en Polen en de enige wat hij voelde was schuld, hij had er immers aan meegewerkt.

De jaren verstreken en Kees heeft geprobeerd zijn leven weer op te pakken, naar in de jaren '50 ging het mis. De herinneringen aan de oorlog lieten hem niet los en verteerd door schuldgevoelens raakte hij de grip op de werkelijklheied kwijt, Kees is er weer bovenop gekomen, maar de herinneringen blijven pijnlijk.

''Uiteindelijk als je het goed bekijkt, heb ik natuurlijk niets gedaan,. Ik heb geen commando's gegeven, ik deed wat ik kon om die mensen te helpen. Ik was erbij, dat is waar, maar niet uit vrije wil.''

Bron: Machteloos?, 2007. Kees ten haken, 1940.